Houden we bij de voor- en achterwaartse worp de stopbewegingen op 1 en 11 uur, dan werpen we een nauwere lus dan wanneer we die stopbewegingen maken bij de stand 2 en 10 uur. Laten we de hengeltop na het maken van die stop nog wat zakken, dan is dit niet direct een probleem, de stopbeweging is gemaakt en de lijn vliegt al in de richting die we willen.
Veel mensen maken een goede voorwaartse worp, maar verwaarlozen de achterwaartse worp. Bedenk dat voor een goede voorwaartse worp een goed uitgevoerde, achterwaartse worp een eerste voorwaarde is. Wanneer de lijn zich niet goed strekt, de bodem raakt, en dergelijke, dan is het nauwelijks nog mogelijk een 100 procent goede voorwaartse worp te maken. Kijk dus eens vaker achterom, zou ik zeggen.
Bij het op lengte brengen van de lijn kunnen we zowel bij de voorwaartse als bij de achterwaartse worp lijn laten schieten, maar alleen nadat we de stopbeweging gemaakt hebben. Op een losse lijn kun je geen energie overbrengen, zodat de worp als een plumpudding in elkaar zal zakken wanneer we deze te vroeg los laten. Ook duurt het strekken van een korte lengte vliegenlijn niet zo lang als wanneer we de gehele buik van een torpedolijn bijvoorbeeld al uit het topoog gewerkt hebben. In dit laatste geval zullen we gewoon langer moeten wachten alvorens we de volgende worp weer in gaan zetten.